Cookievoorkeuren
InstellingenIk ga akkoord

Veilige laad- en losstations (BRANCHEAFSPRAAK)

    Bij een onjuiste inrichting van laad- en losplaatsen bestaat vooral risico op knel- en valgevaar. Denk daarbij aan het niet goed op liggen van de klep, weglopen van de vrachtwagen, kiepen van de heftruck. Ook ongevallen door transportbewegingen, uitlaatgas bij binnen - of in de deuropening lossen, onveilige situaties of onnodig fysieke belasting door ruimtegebrek op de losplaats. Daarom gelden hiervoor de volgende branche afspraken.

    • Er is een vaste en gemarkeerde laad- en losplaats voor vrachtauto's en containers, zodat beknellingsgevaar en risico op aanrijden is voorkomen. Deze laad- en losplaats heeft voldoende vrije ruimte, zodat met transporthulpmiddelen op een verantwoorde manier kan worden gewerkt.
    • Op de laad- en losplaats hebben alleen personen toegang die betrokken zijn bij de werkzaamheden van het laden en lossen.
    • Op- en afritten, dockboards en laadplatforms moeten zijn afgestemd op de te verwachten ladingen (belasting en afmeting).
    • Bij glij/slipgevaar worden passende aanvullende maatregelen getroffen.
    • Op - en afritten met een verstelbare helling (de dockboards) moeten deugdelijk zijn vergrendeld en tegen onverhoeds ontgrendelen zijn beveiligd. Bij de instelling van de helling van de dockboards en bij de vergrendeling of ontgrendeling mag het niet nodig zijn dat personen zich tussen de vrachtwagens en de laadvloer moeten begeven.
    • De oprijdklep die de korte afstand overbrugt tussen de laadvloer en de rijvloer van het dockboard moet minimaal 20 cm lang zijn en voldoende breed.
    • Alleen medewerkers die daarvoor zijn geïnstrueerd bedienen de knoppen van de dockllevellers.
    • Dockboards met verstelbare helling moeten, indien zij deel uitmaken van het vloeroppervlak van een laadperron of verhoogde vloer en niet in gebruik zijn, altijd in een veilige horizontale stand vergrendeld zijn (geen bots-, stoot-, schaaf-, val- of knelrisico).
    • Knelgevaar voor de voeten tussen de randen van het dockboard en de randen van de laadvloer moet worden voorkomen door het aanbrengen van voldoende grote verticale platen onder de dockboardvloer en onder de laadvloer, direct aansluitend op de rand.
    • Een laaddock/laadplatform of laadhelling is voorzien van tenminste 1 uitgang.
    • Er zijn voorzieningen tegen het ongewenst wegrijden of wegrollen van de vrachtwagen. Dit kan door het plaatsen van wielkeggen of een andere vergelijkbare voorziening.
    • Er zijn afspraken over het voorkomen of beperken van dieselrook in inpandige ruimtes. Voor eisen en mogelijkheden zie het onderdeel ‘Veilig Transporteren’ in de Arbocatalogus.

    Goede praktijken bij deze richtlijn

    Print dit artikelE-mail dit artikel

    Veilige laad- en losstations (BRANCHEAFSPRAAK)

      Bij een onjuiste inrichting van laad- en losplaatsen bestaat vooral risico op knel- en valgevaar. Denk daarbij aan het niet goed op liggen van de klep, weglopen van de vrachtwagen, kiepen van de heftruck. Ook ongevallen door transportbewegingen, uitlaatgas bij binnen - of in de deuropening lossen, onveilige situaties of onnodig fysieke belasting door ruimtegebrek op de losplaats. Daarom gelden hiervoor de volgende branche afspraken.

      • Er is een vaste en gemarkeerde laad- en losplaats voor vrachtauto's en containers, zodat beknellingsgevaar en risico op aanrijden is voorkomen. Deze laad- en losplaats heeft voldoende vrije ruimte, zodat met transporthulpmiddelen op een verantwoorde manier kan worden gewerkt.
      • Op de laad- en losplaats hebben alleen personen toegang die betrokken zijn bij de werkzaamheden van het laden en lossen.
      • Op- en afritten, dockboards en laadplatforms moeten zijn afgestemd op de te verwachten ladingen (belasting en afmeting).
      • Bij glij/slipgevaar worden passende aanvullende maatregelen getroffen.
      • Op - en afritten met een verstelbare helling (de dockboards) moeten deugdelijk zijn vergrendeld en tegen onverhoeds ontgrendelen zijn beveiligd. Bij de instelling van de helling van de dockboards en bij de vergrendeling of ontgrendeling mag het niet nodig zijn dat personen zich tussen de vrachtwagens en de laadvloer moeten begeven.
      • De oprijdklep die de korte afstand overbrugt tussen de laadvloer en de rijvloer van het dockboard moet minimaal 20 cm lang zijn en voldoende breed.
      • Alleen medewerkers die daarvoor zijn geïnstrueerd bedienen de knoppen van de dockllevellers.
      • Dockboards met verstelbare helling moeten, indien zij deel uitmaken van het vloeroppervlak van een laadperron of verhoogde vloer en niet in gebruik zijn, altijd in een veilige horizontale stand vergrendeld zijn (geen bots-, stoot-, schaaf-, val- of knelrisico).
      • Knelgevaar voor de voeten tussen de randen van het dockboard en de randen van de laadvloer moet worden voorkomen door het aanbrengen van voldoende grote verticale platen onder de dockboardvloer en onder de laadvloer, direct aansluitend op de rand.
      • Een laaddock/laadplatform of laadhelling is voorzien van tenminste 1 uitgang.
      • Er zijn voorzieningen tegen het ongewenst wegrijden of wegrollen van de vrachtwagen. Dit kan door het plaatsen van wielkeggen of een andere vergelijkbare voorziening.
      • Er zijn afspraken over het voorkomen of beperken van dieselrook in inpandige ruimtes. Voor eisen en mogelijkheden zie het onderdeel ‘Veilig Transporteren’ in de Arbocatalogus.

      Goede praktijken bij deze richtlijn