Cookievoorkeuren
InstellingenIk ga akkoord

Opleiding veilig gebruik mobiele arbeidsmiddelen (BRANCHEAFSPRAAK)

Iedere medewerker die een mobiel arbeidsmiddel gebruikt moet voldoende kennis en vaardigheid hebben om dit veilig te kunnen doen. 

Dit betekent:

  1. Kennis hebben van de werking van het arbeidsmiddel en de aan het gebruik en onderhoud verbonden risico’s voor de gebruiker zelf en voor de omgeving waarin hij werkt (kennis).
  2. De vaardigheid hebben om het arbeidsmiddel op een veilige wijze te bedienen en eventuele gebreken te herkennen (praktijk).
  3. De veilige werkwijze toepassen afgestemd op de omgeving en de werkzaamheden die er uitgevoerd worden (veiligheidsbewustzijn/veiligheidsgedrag).

Maatwerk in opleidingen

Er worden in de sector uiteenlopende arbeidsmiddelen gebruikt en vele verschillende werkzaamheden gedaan. Sommige geven grote risico’s en andere beperkte risico’s. De vereiste kennis en vaardigheid om dit werk veilig te kunnen doen is dus ook uiteenlopend. Het hebben van een standaard ‘heftruckcertificaat’ is geen garantie op het veilig kunnen uitvoeren van het werk, het biedt een beperkte basis.

Het is steeds nodig om te bekijken of met de genoten opleiding de passende kennis en vaardigheden aanwezig zijn voor de beoogde werkzaamheden. Er wordt van iedere werkgever (en werknemer) verwacht dat deze er voor zorgt dat de gebruiker van het arbeidsmiddel voldoende kennis en vaardigheid heeft om de taken veilig te kunnen doen. Dat betekent dat de volgende stappen worden ondernomen (zie ook de brancheafspraak Veilig gebruik heftrucks en andere aangedreven rijdende transportmiddelen):

  1. Er is in kaart gebracht welke werkzaamheden gedaan worden met welke mobiele transportmiddelen.
  2. Er is bepaald welke kennis en vaardigheid nodig is om die werkzaamheden met betreffende arbeidsmiddelen veilig te kunnen doen.
  3. Er is (samen met opleider) bepaald welke opleiding en instructie nodig is om de kennis en vaardigheid te verwerven om dat werk veilig te kunnen doen. Voor ieder gebruik is bepaald welke opleiding en instructie als vereiste geldt (opleidingsmatrix).
  4. Medewerkers die het arbeidsmiddel mogen bedienen respectievelijk de werkzaamheden mogen doen zijn daarvoor aangewezen (de rest mag dat niet).
  5. Aangewezen medewerkers krijgen de opleiding en instructie aangeboden voordat zij de werkzaamheden gaan doen.
  6. Tenminste iedere 3 jaren wordt beoordeeld of de medewerkers nog voldoende kennis en vaardigheden hebben (hertoets certificaat). Dit wordt getoetst door een terzake deskundige die hierover een verklaring afgeeft (hercertificering). Waar uit de toets blijkt dat op onderdelen de kennis of de vaardigheid niet toereikend zijn, wordt dit door opleiding/instructie of aanvullende opleiding/instructie hersteld , om te waarborgen dat de kennis en vaardigheid op peil zijn. Dit is ingebed in het breder Arbobeleid dat tussentijds ook aandacht geeft aan bewust houden van de risico’s en de maatregelen.
  7. Bij het inzetten van een nieuw mobiel arbeidsmiddel of het anders inzetten van het arbeidsmiddel, wordt meteen bepaald welke opleidingsvereisten hiervoor gehanteerd worden. Desbetreffende gebruikers worden eerst op het vereiste kennis- en vaardigheidsniveau gebracht alvorens het arbeidsmiddel wordt ingezet.

Er is gewaarborgd dat de hiervoor benoemde opleiding en instructie minimaal voldoet aan de vereisten in het Praktijkvoorbeeld Modulaire opbouw opleiden mobiele arbeidsmiddelen. Onderstaand wordt dit op hoofdlijnen nader toegelicht. Er wordt zodoende voorzien in een maatwerk aanbod voor opleiding en instructie, passend bij het type mobiel arbeidsmiddel en de aard van de werkzaamheden die met dat arbeidsmiddel gedaan worden.

Basisopleiding

De basisopleiding is er op gericht gebruikers voor te bereiden op het veilig uitvoeren van relatief eenvoudige standaard werkzaamheden met aangedreven transportmiddelen met standaard uitrusting. De gebruiker kan met het arbeidsmiddel goederen op vloerniveau verwerken. Voor complexere taken zijn aanvullende opleidingen vereist.

Degene die een aangedreven transportmiddel bedient moet zich realiseren dat hij zichzelf en anderen in gevaar brengt wanneer hij dit middel niet op de juiste wijze inzet. Iedere bediener moet daarom basis kennis en vaardigheid hebben. Het gaat om:

A. Bediening: vaardigheid en kennis van de kenmerken en de bediening van het transportmiddel.
B. Werkzaamheden: vaardigheid en kennis over correcte uitvoering van de werkzaamheden die met het arbeidsmiddel gedaan worden.
C. Omgeving: kennis over (invloed op) de risico’s van de omgeving waarin het transportmiddel ingezet wordt.

Onderdeel A is arbeidsmiddel specifiek, onderdeel B is gericht op de producten die verplaatst worden en de wijze waarop deze worden opgeslagen en C. is gericht op veiligheidsbewustzijn en kennis van de omgevingsrisico’s (magazijnveiligheid).

De inhoud van A, B en C is nader gespecificeerd in Praktijkvoorbeeld Modulaire opbouw opleiden mobiele arbeidsmiddelen. Op basis daarvan stelt de opleider een specifiek programma samen.

1.1 Basis-opleiding kennis

Voor het mogen bedienen van alle aangedreven arbeidsmiddelen is tenminste een basis opleiding gevolgd. Die opleiding is afgesloten met een vaardigheidstoets. Daarin wordt zowel getoetst of de kennis over het gebruik van het arbeidsmiddel toereikend is als ook of betrokkene voldoende in staat is het arbeidsmiddel in praktische zin te bedienen. In die opleiding komen tenminste aan de orde:

  • vereisten wat betreft controle en onderhoud door de gebruiker (inclusief laden/tanken).
  • de werking van de bedieningsmiddelen en het kunnen bedienen daarvan.
  • de werking van de veiligheidsvoorzieningen en het kunnen toepassen daarvan.
  • de in acht te nemen grenzen wat betreft belasting van het transportmiddel (waar van toepassing inclusief het gebruik van opzetstukken en andere hulpmiddelen die van invloed zijn op de maximum belastbaarheid en rijsnelheid).
  • praktische oefening van lastbehandeling en rijvaardigheid.
  • stellingveiligheid (w.o. maximale belastbaarheid, manier van plaatsen en beschadiging).
  • de in acht te nemen verkeersregels, waaronder de maximumsnelheden onder verschillende omstandigheden.
  • veilig achterlaten van het transportmiddel.
  • de risico's van lichaamstrillingen en de beschermende maatregelen, waaronder de invloed van rijsnelheid en ondergrond op de belasting.
  • voorkomen van fysieke belasting (ergonomie).

1.2 Bijzondere taken

Aanvullende kwaliteiten (en dus opleiding) zijn nodig voor de volgende taken:

  • Het doen van onderhoudswerkzaamheden en reparatie aan het arbeidsmiddel en toebehoren.
  • Het monteren en bedrijfsklaar maken van hulpstukken voor specifieke toepassing van het arbeidsmiddel.
  • Het werken met speciale hulpstukken w.o., vatenklem, doorn, hijsjuk, kettingen, e.d.
  • Het transport van gevaarlijke stoffen of andere lasten met bijzondere risico’s (denk aan zwaartepunt, bewegende lasten, langgoed/extreem brede last, scherpe lasten, glas).
  • Het gebruik van transportmiddelen op de openbare weg.
  • Het uitladen/beladen van vrachtauto’s en zeecontainers.

Voor de inhoud van de vereiste kennis en vaardigheden, zie Praktijkvoorbeeld Modulaire opbouw opleiden mobiele arbeidsmiddelen’.

1.3 Veiligheidsbewustzijn

De gebruiker van mobiele arbeidsmiddelen loopt zelf risico en kan risico’s veroorzaken voor de omstanders als deze onvoldoende oog heeft voor een veilige wijze van werken. Dat geldt overigens ook voor andere werkzaamheden. De aandacht voor veilig en gezond werken moet voortdurend geprikkeld worden. Omdat het gebruik van mobiele arbeidsmiddelen relatief grote gevolgen kan hebben, is het vereist dat in de opleiding aandacht besteed wordt aan deze verantwoordelijkheid. Het gaat dan zowel om het eigen handelen als om het omgaan met collega’s en leiding als deze risico’s veroorzaken waarbij je als bediener betrokken raakt.

In de opleiding wordt gewezen op de verantwoordelijkheden en wordt ingegaan op de afspraken binnen het bedrijf (verkeersregels, orde en netheid, melden van beschadigingen, zonering, enz.). Ook wordt geleerd wat te doen als anderen in jouw omgeving onveilig gedrag vertonen, waardoor jouw werk risico’s met zich mee gaat brengen.

Dit onderdeel moet in feite voortdurend in het bedrijf levend gehouden worden. Als hiervoor in het kader van programma’s over veiligheidscultuur al andere activiteiten worden ondernomen dan kan in de opleiding voor dit onderdeel volstaan worden met specifieke aspecten van het gebruik van de mobiele transportmiddelen.

Onderhoud van kennis, vaardigheid en veiligheidsbewustzijn

Minimaal 1x per 3 jaar wordt bij betrokken gebruiker getoetst of kennis en vaardigheid nog actueel zijn en waar nodig wordt de opleiding herhaald en/of uitgebreid, afgestemd op de ervaring en passend bij de ingezette arbeidsmiddelen. Hierbij wordt specifiek aandacht besteed aan bewustzijn van veilig gedrag van bestuurder en personen in de omgeving (magazijnveiligheid en veiligheidscultuur).

Kwaliteitsborging opleidingen en instructies

In overleg met de ondernemingsraad of PVT wordt vastgesteld of en welke tussentijdse herhalingstrainingen vereist zijn.

De opleiding en training worden door een externe instantie verzorgd. Een interne opleiding is ook mogelijk mits deze aantoonbaar aan dezelfde criteria voldoet.

De opleider ziet er op toe dat de aspecten dekkend zijn en verklaart, bij goed resultaat, in een certificaat dat de medewerker over de vereiste kennis en vaardigheid beschikt. De medewerker verklaart dat hij inderdaad de kennis en vaardigheid heeft geleerd voor de genoemde onderdelen en deze zal toepassen in zijn werk (zie Praktijkvoorbeeld ‘Vakbekwaamheidsverklaring mobiele arbeidsmiddelen’).

Op het certificaat is aangegeven welke onderdelen in de opleiding zijn behandeld, de deelnemer wordt geïdentificeerd en de datum van afronding wordt aangegeven.

Goede praktijken bij deze richtlijn

Print dit artikelE-mail dit artikel

Opleiding veilig gebruik mobiele arbeidsmiddelen (BRANCHEAFSPRAAK)

Iedere medewerker die een mobiel arbeidsmiddel gebruikt moet voldoende kennis en vaardigheid hebben om dit veilig te kunnen doen. 

Dit betekent:

  1. Kennis hebben van de werking van het arbeidsmiddel en de aan het gebruik en onderhoud verbonden risico’s voor de gebruiker zelf en voor de omgeving waarin hij werkt (kennis).
  2. De vaardigheid hebben om het arbeidsmiddel op een veilige wijze te bedienen en eventuele gebreken te herkennen (praktijk).
  3. De veilige werkwijze toepassen afgestemd op de omgeving en de werkzaamheden die er uitgevoerd worden (veiligheidsbewustzijn/veiligheidsgedrag).

Maatwerk in opleidingen

Er worden in de sector uiteenlopende arbeidsmiddelen gebruikt en vele verschillende werkzaamheden gedaan. Sommige geven grote risico’s en andere beperkte risico’s. De vereiste kennis en vaardigheid om dit werk veilig te kunnen doen is dus ook uiteenlopend. Het hebben van een standaard ‘heftruckcertificaat’ is geen garantie op het veilig kunnen uitvoeren van het werk, het biedt een beperkte basis.

Het is steeds nodig om te bekijken of met de genoten opleiding de passende kennis en vaardigheden aanwezig zijn voor de beoogde werkzaamheden. Er wordt van iedere werkgever (en werknemer) verwacht dat deze er voor zorgt dat de gebruiker van het arbeidsmiddel voldoende kennis en vaardigheid heeft om de taken veilig te kunnen doen. Dat betekent dat de volgende stappen worden ondernomen (zie ook de brancheafspraak Veilig gebruik heftrucks en andere aangedreven rijdende transportmiddelen):

  1. Er is in kaart gebracht welke werkzaamheden gedaan worden met welke mobiele transportmiddelen.
  2. Er is bepaald welke kennis en vaardigheid nodig is om die werkzaamheden met betreffende arbeidsmiddelen veilig te kunnen doen.
  3. Er is (samen met opleider) bepaald welke opleiding en instructie nodig is om de kennis en vaardigheid te verwerven om dat werk veilig te kunnen doen. Voor ieder gebruik is bepaald welke opleiding en instructie als vereiste geldt (opleidingsmatrix).
  4. Medewerkers die het arbeidsmiddel mogen bedienen respectievelijk de werkzaamheden mogen doen zijn daarvoor aangewezen (de rest mag dat niet).
  5. Aangewezen medewerkers krijgen de opleiding en instructie aangeboden voordat zij de werkzaamheden gaan doen.
  6. Tenminste iedere 3 jaren wordt beoordeeld of de medewerkers nog voldoende kennis en vaardigheden hebben (hertoets certificaat). Dit wordt getoetst door een terzake deskundige die hierover een verklaring afgeeft (hercertificering). Waar uit de toets blijkt dat op onderdelen de kennis of de vaardigheid niet toereikend zijn, wordt dit door opleiding/instructie of aanvullende opleiding/instructie hersteld , om te waarborgen dat de kennis en vaardigheid op peil zijn. Dit is ingebed in het breder Arbobeleid dat tussentijds ook aandacht geeft aan bewust houden van de risico’s en de maatregelen.
  7. Bij het inzetten van een nieuw mobiel arbeidsmiddel of het anders inzetten van het arbeidsmiddel, wordt meteen bepaald welke opleidingsvereisten hiervoor gehanteerd worden. Desbetreffende gebruikers worden eerst op het vereiste kennis- en vaardigheidsniveau gebracht alvorens het arbeidsmiddel wordt ingezet.

Er is gewaarborgd dat de hiervoor benoemde opleiding en instructie minimaal voldoet aan de vereisten in het Praktijkvoorbeeld Modulaire opbouw opleiden mobiele arbeidsmiddelen. Onderstaand wordt dit op hoofdlijnen nader toegelicht. Er wordt zodoende voorzien in een maatwerk aanbod voor opleiding en instructie, passend bij het type mobiel arbeidsmiddel en de aard van de werkzaamheden die met dat arbeidsmiddel gedaan worden.

Basisopleiding

De basisopleiding is er op gericht gebruikers voor te bereiden op het veilig uitvoeren van relatief eenvoudige standaard werkzaamheden met aangedreven transportmiddelen met standaard uitrusting. De gebruiker kan met het arbeidsmiddel goederen op vloerniveau verwerken. Voor complexere taken zijn aanvullende opleidingen vereist.

Degene die een aangedreven transportmiddel bedient moet zich realiseren dat hij zichzelf en anderen in gevaar brengt wanneer hij dit middel niet op de juiste wijze inzet. Iedere bediener moet daarom basis kennis en vaardigheid hebben. Het gaat om:

A. Bediening: vaardigheid en kennis van de kenmerken en de bediening van het transportmiddel.
B. Werkzaamheden: vaardigheid en kennis over correcte uitvoering van de werkzaamheden die met het arbeidsmiddel gedaan worden.
C. Omgeving: kennis over (invloed op) de risico’s van de omgeving waarin het transportmiddel ingezet wordt.

Onderdeel A is arbeidsmiddel specifiek, onderdeel B is gericht op de producten die verplaatst worden en de wijze waarop deze worden opgeslagen en C. is gericht op veiligheidsbewustzijn en kennis van de omgevingsrisico’s (magazijnveiligheid).

De inhoud van A, B en C is nader gespecificeerd in Praktijkvoorbeeld Modulaire opbouw opleiden mobiele arbeidsmiddelen. Op basis daarvan stelt de opleider een specifiek programma samen.

1.1 Basis-opleiding kennis

Voor het mogen bedienen van alle aangedreven arbeidsmiddelen is tenminste een basis opleiding gevolgd. Die opleiding is afgesloten met een vaardigheidstoets. Daarin wordt zowel getoetst of de kennis over het gebruik van het arbeidsmiddel toereikend is als ook of betrokkene voldoende in staat is het arbeidsmiddel in praktische zin te bedienen. In die opleiding komen tenminste aan de orde:

  • vereisten wat betreft controle en onderhoud door de gebruiker (inclusief laden/tanken).
  • de werking van de bedieningsmiddelen en het kunnen bedienen daarvan.
  • de werking van de veiligheidsvoorzieningen en het kunnen toepassen daarvan.
  • de in acht te nemen grenzen wat betreft belasting van het transportmiddel (waar van toepassing inclusief het gebruik van opzetstukken en andere hulpmiddelen die van invloed zijn op de maximum belastbaarheid en rijsnelheid).
  • praktische oefening van lastbehandeling en rijvaardigheid.
  • stellingveiligheid (w.o. maximale belastbaarheid, manier van plaatsen en beschadiging).
  • de in acht te nemen verkeersregels, waaronder de maximumsnelheden onder verschillende omstandigheden.
  • veilig achterlaten van het transportmiddel.
  • de risico's van lichaamstrillingen en de beschermende maatregelen, waaronder de invloed van rijsnelheid en ondergrond op de belasting.
  • voorkomen van fysieke belasting (ergonomie).

1.2 Bijzondere taken

Aanvullende kwaliteiten (en dus opleiding) zijn nodig voor de volgende taken:

  • Het doen van onderhoudswerkzaamheden en reparatie aan het arbeidsmiddel en toebehoren.
  • Het monteren en bedrijfsklaar maken van hulpstukken voor specifieke toepassing van het arbeidsmiddel.
  • Het werken met speciale hulpstukken w.o., vatenklem, doorn, hijsjuk, kettingen, e.d.
  • Het transport van gevaarlijke stoffen of andere lasten met bijzondere risico’s (denk aan zwaartepunt, bewegende lasten, langgoed/extreem brede last, scherpe lasten, glas).
  • Het gebruik van transportmiddelen op de openbare weg.
  • Het uitladen/beladen van vrachtauto’s en zeecontainers.

Voor de inhoud van de vereiste kennis en vaardigheden, zie Praktijkvoorbeeld Modulaire opbouw opleiden mobiele arbeidsmiddelen’.

1.3 Veiligheidsbewustzijn

De gebruiker van mobiele arbeidsmiddelen loopt zelf risico en kan risico’s veroorzaken voor de omstanders als deze onvoldoende oog heeft voor een veilige wijze van werken. Dat geldt overigens ook voor andere werkzaamheden. De aandacht voor veilig en gezond werken moet voortdurend geprikkeld worden. Omdat het gebruik van mobiele arbeidsmiddelen relatief grote gevolgen kan hebben, is het vereist dat in de opleiding aandacht besteed wordt aan deze verantwoordelijkheid. Het gaat dan zowel om het eigen handelen als om het omgaan met collega’s en leiding als deze risico’s veroorzaken waarbij je als bediener betrokken raakt.

In de opleiding wordt gewezen op de verantwoordelijkheden en wordt ingegaan op de afspraken binnen het bedrijf (verkeersregels, orde en netheid, melden van beschadigingen, zonering, enz.). Ook wordt geleerd wat te doen als anderen in jouw omgeving onveilig gedrag vertonen, waardoor jouw werk risico’s met zich mee gaat brengen.

Dit onderdeel moet in feite voortdurend in het bedrijf levend gehouden worden. Als hiervoor in het kader van programma’s over veiligheidscultuur al andere activiteiten worden ondernomen dan kan in de opleiding voor dit onderdeel volstaan worden met specifieke aspecten van het gebruik van de mobiele transportmiddelen.

Onderhoud van kennis, vaardigheid en veiligheidsbewustzijn

Minimaal 1x per 3 jaar wordt bij betrokken gebruiker getoetst of kennis en vaardigheid nog actueel zijn en waar nodig wordt de opleiding herhaald en/of uitgebreid, afgestemd op de ervaring en passend bij de ingezette arbeidsmiddelen. Hierbij wordt specifiek aandacht besteed aan bewustzijn van veilig gedrag van bestuurder en personen in de omgeving (magazijnveiligheid en veiligheidscultuur).

Kwaliteitsborging opleidingen en instructies

In overleg met de ondernemingsraad of PVT wordt vastgesteld of en welke tussentijdse herhalingstrainingen vereist zijn.

De opleiding en training worden door een externe instantie verzorgd. Een interne opleiding is ook mogelijk mits deze aantoonbaar aan dezelfde criteria voldoet.

De opleider ziet er op toe dat de aspecten dekkend zijn en verklaart, bij goed resultaat, in een certificaat dat de medewerker over de vereiste kennis en vaardigheid beschikt. De medewerker verklaart dat hij inderdaad de kennis en vaardigheid heeft geleerd voor de genoemde onderdelen en deze zal toepassen in zijn werk (zie Praktijkvoorbeeld ‘Vakbekwaamheidsverklaring mobiele arbeidsmiddelen’).

Op het certificaat is aangegeven welke onderdelen in de opleiding zijn behandeld, de deelnemer wordt geïdentificeerd en de datum van afronding wordt aangegeven.

Goede praktijken bij deze richtlijn